Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Boven dit alles zondigden zij [28]nog, en geloofden niet, [29]door Zijn wonderen. 28. Murmureerden al wederom. Zie Num.14: Num.15: Num.16: 29. Verg. Deut.1:32. Dat is, zij vertrouwden God niet, hoewel Hij al deze wonderen deed.